 Pater Lievens enkele maanden voor zijn dood.
CONSTANT LIEVENS werd in 1856 geboren op de wijk "De Koekuit", als 7de kind in een landbouwersgezin van 11. Na de dood van zijn moeder in 1867 bleef hij uit de school weg en hielp hij op de boerderij. Drie jaar later, in oktober 1870, kon hij, door tussenkomst van de pastoor, zijn humaniorastudies beginnen in het Klein-Seminarie in Roeselare, waar hij een klasgenoot was van de dichter Albrecht Rodenbach. In 1876 beëindigde Constant de Retorica, in wat men "de Wonderklasse" noemde van priester-leraar Hugo Verriest. Lievens besliste om priester te worden en trok in september 1877 naar het Groot-Seminarie in Brugge om er theologie te studeren.
Lievens verlangde ernaar om missionaris te worden. Daarom verhuisde hij al na één jaar theologie naar het noviciaat (2 jaar) van de Jezuïeten in Drongen. Op 22 oktober 1880 legde hij zijn kloostergeloften af. Diezelfde dag nog scheepte hij in te Oostende om, via Londen, "voor altijd" naar de Bengaalse missie van de Jezuïeten in Brits-Indië (hoofdplaats Calcutta) te reizen. Het was in die tijd de gewoonte dat missionarissen vertrokken voor de duur van hun hele leven, zonder ooit nog naar huis terug te keren.
Na zijn aankomst in Calcutta, hoofdstad van de voormalige deelstaat West-Bengalen (nu de staat Bihar geheten) studeerde Constant Lievens verder theologie in Asandol. In 1883 werd hij tot priester gewijd in Calcutta en bleef nog tot het einde van dat jaar les geven in het plaatselijk "Saint Xavier's College". Dan werd hij benoemd voor de missie van Chotanagpur (350 km ten noordwesten van Calcutta), waar reeds een kleine groep missionarissen werkzaam was. Hij begon zijn missieleven in Jamgain, nabij de stad Ranchi. Op 25 november 1885 vestigde hij zich in Torpa waar hij de verdediging op zich nam van de aborinigals, de plaatselijke volksstammen, de Adibasi, die behoorden tot de economische en maatschappelijke onderlaag van de Indiase samenleving en die werden uitgebuit door landeigenaars, geldschieters en ambtenaren.
 Knielende Adibasi-bekeerling, aan de voet van het Lievenstandbeeld in Moorslede.
In 1888 werd Constant Lievens hoofdverantwoordelijke voor de missionering in Chotanagpur en verhuisde naar Ranchi. De bewoners kwamen van heinde en ver met hun problemen en grieven bij Lievens. Zelf reed hij met zijn paard naar de omliggende dorpen om er de klachten van de mensen te aanhoren. Zo bekeerde hij hele dorpen tot het christendom. Lievens zette zich niet alleen in voor de kerstening van het hem toegewezen gebied, maar ook voor onderwijs, caritatieve werken en meer respect voor de mensenrechten. Hij voorzag de nieuwe geloofsgemeenschappen van de nodige structuren: catechisten, wijkkapellen, een centrale kerk en scholen. Zo werd hij stilaan de leider van een rechteloos volk.
Ziek en uitgeput ging Constant Lievens in 1891 rusten te Daarjeeling in het Himalayagebegte. Later bleek hij te lijden aan tuberculose. Maar al na 2 maanden keerde hij terug naar Ranchi, "want ik heb nog zoveel te doen ...". In oktober 1892 reisde hij voor behandeling naar België terug, hopend op een mogelijke genezing. Constant Lievens stierf op 7 november 1893 in Leuven (Heverlee), na zeven jaar missioneringswerk in Oost-India (80.000 katholieken achterlatend in de "Lievensmissie", waarvan 25.000 eigenhandig door hem waren gedoopt).
 In deze graftombe in de kathedraal van Ranchi (India) rust, sinds 7 november 1993, het stoffelijk overschot van pater Lievens.
In 1993, precies een eeuw na zijn dood werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar India, en bijgezet in de kathedraal van Ranchi. In 2001 werd in het bisdom Brugge de procedure ingezet tot zaligverklaring van pater Lievens, de "apostel van Chotanagpur", ook wel "de tweede Franciscus Xaverius" genoemd.
|