De Zusters van O.L.V.-ten-Bunderen (vanaf omstreeks het jaar 1269)
Moorslede 1269-1578
Frankrijk 1578-1587
Ieper 1587-1785
Moorslede 1785-2004
Zonnebeke 2004 -
varia

 

   Zoek op deze site met FreeFind

 

beluister ClassicNL tijdens het surfen, 128 K stereo

Geschiedenis - eerste christenen (tot 3de eeuw)

Gezamenlijke maaltijd (agapè) van de eerste christenen. Rome, catacomben, sarcofaag, 3de eeuw
Liefdesmaaltijd (= agapè) van christenen. Rome, catacomben, sarcofaag (fragment), 3de eeuw.

De christelijke oergemeente in Jeruzalem beoefende vurig de naastenliefde (= caritas), die de verrezene en ten hemel opgestegen Christus had gepredikt. "Zie, hoe zij elkaar liefhebben!": volgens de overlevering was dit kenmerkend voor de eerste christenen. Tijdens de hele ontstaansperiode van de Kerk ging het christelijk liefdadigheidswerk door, niettegenstaande bloedige Romeinse vervolgingen, die pas stopten in het jaar 313 met het Edict van Milaan van keizer Constantijn (Handelingen, 2, 41-47; 4, 32-35).

diakens en diakonessen

De 12 apostelen. Fresco, begin 4de eeuw. Rome, Catacomben van Domitilla.
De 12 apostelen. Fresco, begin 4de eeuw. Rome, Catacomben van Domitilla.

In de begintijd in Jeruzalem verliep de hulp aan de meest noodlijdenden, m.n. arme weduwen, niet niet altijd even vlot. De apostelen zélf hadden daar onvoldoende tijd voor, omdat ze zich moesten concentreren op hun bekeringswerk, de verkondiging van het evangelie en het les geven. Daarom wijdden ze 7 mannelijke diakens (afgeleid van het Griekse woord "diakonos", dat "dienaar" of "helper" betekent), die vooral belast waren met het inzamelen van aalmoezen en de eerlijke verdeling ervan onder de meest hulpbehoevenden, m.n. arme weduwen.

De apostel Petrus wijdt Stefanus, de eerste diaken. Fra Angelico. Fresco, 1449. Vaticaan, Capella Nicolina.
De apostel Petrus wijdt Stefanus, de eerste diaken. Fra Angelico. Fresco, 1449.
(Vaticaan, Capella Nicolina).

De wijding van deze eerste diakens is mooi beschreven in het boek der Handelingen van de Apostelen (hoofdstuk 6, 1-7). De eerste diaken Stefanus werd in het jaar 35 gevangen genomen en gestenigd (Handelingen 6, 8-15; 7, 54-60) en geldt als eerste martelaar van het christendom.

Vanaf het einde van de 1ste eeuw kwamen er in de eerste christelijke gemeente in Jeruzalem ook vrouwelijke diakens (= diaconessen, dienaressen) voor. Het ging om bejaarde (slechts éénmaal getrouwde) weduwen en vrome ongehuwde vrouwen (minstens 60 jaar oud), die de priesters en diakens bijstonden, en zich inlieten met vrouwelijke noodlijdenden (Handelingen, 9, 36-42; Rom. 16, 1-2; 1 Thim. 5, 9-13).

De prediking van de apostel Petrus. Fra Angelico, 1433. Firenze, Museo di San Marco
De prediking van de apostel Petrus. Fra Angelico, 1433. Firenze, Museo di San Marco

Naar het voorbeeld van Jeruzalem telde Rome vanaf einde van de 1ste eeuw ook 7 diakens, die "gegevens verzamelen van de martelaren en hun broeders bijstaan". Paus Clemens I, de bisschop van Rome, verdeelde de stad in 7 wijken, met elk een verantwoordelijke diaken. Deze laatste werd belast met het bijstaan van de bisschop en, onder diens gezag, geacht het caritatieve werk op de voet volgen (1 Thim. 3, 8;13).

vormen van caritatief werk

    De apostel Paulus. Mozaïek, 5de eeuw. Ravenna, Aartsbisschoppelijke kapel.
    De heilige apostel Paulus. Mozaïek, 5de eeuw. Ravenna, Aartsbisschoppelijke kapel.

  • Gastvrijheid (L. "hospitalitas"). Vooral Paulus spoorde aan tot deze christelijke deugd (Hebr. 13, 1-2). Hier is al de kiem aanwezig van de latere gastvrije opvang van pelgrims, missionarissen, reizigers, vluchtelingen en vreemdelingen in gasthuizen en van de zorg voor zieken in hospitalen. Vóór de komst van het christendom kende men in de Antieke Oudheid wel de persoonlijke praktijk van gastvrijheid voor bekenden en familieleden, maar er werd geen onderkomen aangeboden aan iedereen, zonder onderscheid des persoons.
  • Mildheid voor de armen. Alweer was het Paulus die de rijken, maar ook de mindervermogenden, aanzette om - niet verplicht, maar uit vrije wil - zich vrijgevend te tonen voor de armen.
  • Inzameling van aalmoezenom te verdelen onder de armen en zieken.
  • Hulp aan wezen, vondelingen, weduwen en andere behoeftigen.
  • Zieken aan huis bezoeken. De diakens verzorgen de mannen, de diakonessen staan de vrouwen bij. Ze helpen ook bij besmettelijke ziekten (pest en tyfus).
  • Bezoeken van gevangenen, zoals het lot verlichten van christenen die veroordeeld zijn tot slavenwerk in de mijnen (Hebr. 13, 3)

    Eucharistieviering (=agapè). Fresco, 4de eeuw. Rome, Catacomben van St.-Callixtus.
    Liefesmaaltijd (=agapè). Fresco, 4de eeuw. Rome, Catacomben van St.-Callixtus.

  • Organiseren van broederlijke maaltijden, agapè's genoemd (afgeleid van het Griekse woord "agapè" dat liefde betekent), in Jeruzalem in privé-woningen, later in Rome in de catacomben bij de graven van afgestorvenen en martelaren. Zo'n agapè's werden bekostigd door gefortuneerde gelovigen en brachten rijken en armen, slaven en vrijen, heidenen en christenen, bisschop, priesters, diakens, diaconessen en leken bij elkaar.

welke inkomsten?

Vanwaar kwamen de inkomsten vandaan die de diakens en diaconessen verdeelden en die ten goede kwamen aan armen, weduwen, wezen, zieken, vreemdelingen, gevangenen, enz.? De inkomsten moeten aanzienlijk groot zijn geweest, want in de tijd van paus St.-Cornelius en diaken Laurentius (ca. 251) gaf de kerk van Rome dagelijks eten aan zo'n 1500 armen! Het zogeheten "erfdeel der armen" werd in de eerste eeuwen gespijsd door:

    De catacombe van St.-Sebastiaan in Rome
    De catacomben van St.-Sebastiaan aan de Via Appia bij Rome. In dit ondergrondse gangenstelsel
    leefden clandestien de vervolgde eerste christenen en begroeven er hun doden in nissen.

  • Geldinzamelingen tijdens de wekelijkse kerkdiensten. In Rome gebeurde dat in het geheim, in de catacomben. Deelnemen aan deze collecte was niet gereglementeerd of verplicht; iedereen gaf vrijwillig, zonder controle van de kerkelijke overheid. Dit zou zo blijven zolang de Kerk het alléén het voor het zeggen had over de liefdadigheidsinstellingen. Zorg voor armen en zieken wordt niet als een financiele opgelegde last beschouwd, met het risico natuurlijk dat er er soms haperingen zijn in de werking, wegens afhankelijkheid van de kwantiteit en regelmaat van de giften.
  • Aalmoezen. Bij het begin van elke maand deed iedereen vrijwillig een bescheiden gift, volgens eigen financiële draagkracht en vermogen. De kerkbezoekers legden op het "offeraltaar" offergaven brood en wijn, later ook andere levensmiddelen. De christenen werden aangeraden om het equivalent van het voedsel, dat ze uitspaarden door vasten en versterving, als aalmoes te geven.
  • Verplichte giften. Soms werden zondaars, als penitentie, verplicht om een gift te doen ten bate van de armen.
  • Erfenissen. Vele christenen schonken bij hun doopsel hun goederen aan de Kerk, rekening houdend met een mogelijke marteldood.
  • Inkomsten van onroerende goederen (kerken, cultushuizen, woningen, gronden) vanaf de 3de eeuw.

de organisatie van het liefdadigheidswerk

Jezus als de Goede Herder, symbool van de liefde. Fresco, 3de eeuw. Rome, Catacomben van Priscilla.
Jezus, de Goede Herder, symbool van de christelijke naastenliefde.
Fresco, 3de eeuw. Rome, Catacomben Priscilla.

Het caritatieve werk ten bate van de armen vertoonde al snel enige interne (hiërarchische) structuur binnen de jonge Kerk. Deze ontwikkelde zich volgens de leer van de H. Paulus en vertoonde enkele kenmerken, die zich zullen doorzetten tot in de Middeleeuwen.

  1. Aan het hoofd van de plaatselijke kerk staat de bisschop. Hij is hoofdverantwoordelijke. Aan hem worden alle gaven voor de armen gegeven, schrijft Paulus in zijn 1ste Brief aan Thimotheus, 3, 1-7. De hele liefdadigheidswerking van de diakens en diaconessen verliep dus onder het gezag van de bisschop. Als "curator van de armen" centraliseerde hij de hulpinzameling, beheerde hij de giften en fondsen afkomstig van de gelovigen, en verdeelde opbrengst onder de diakens. Dat zou zo blijven tot het einde van de Middeleeuwen!

    De marteldood van de diaken St.-Stefanus door steniging. Maaslands ivoor, ca. 1100. Baltimore, The Walters Art Gallery.
    Marteldood van de 1ste diaken St.-Stefanus door steniging. Maaslands ivoor, ca. 1100.
    VS. Baltimore, The Walters Art Gallery.

  2. De diakens en diakonessen - de helpers van de bisschop die het caritatieve werk organiseerden - zetelden in een huis, "diaconie", geheten (deze zullen blijven bestaan tot in de 6de eeuw). Ze hadden een drievoudige caritatieve functie: giften en aalmoezen inzamelen; het deel van de totale inkomsten, dat hen was gegeven door de bisschop, verdelen onder de behoeftigen; de armen aan huis bezoeken en materieel helpen. De hulp bestond uit kleren, schoenen, eetwaren, drank en geld. De vermogende gelovigen gaven maaltijden aan de armen, waarvan hen door de diakens de namen waren meegedeeld.

    Om de verdeling van de aalmoezen ordentelijk en regelmatig te laten verlopen, rekening houdend met de behoeften van de armen binnen hun gebied, moest elke diaken stelselmatig een soort van register ("matricula") bijhouden van de armen (weduwen, wezen, vondelingen, bejaarden, gehandicapten, vreemdelingen), met vermelding van stand, leeftijd en geslacht. Na zijn huisbezoek bracht hij de bisschop op de hoogte van de komst van vreemdelingen en nieuwe hulpbehoevenden. Ofwel deelden ze deze informatie mee aan de aartsdiaken (voorloper van de latere hulpbisschop), de naaste medewerker van de bisschop voor het beheer van de kerkelijke goederen.

    Orante (= biddende vrouw) met opgeheven handen, symbool van de menselijke ziel, die rust heeft gevonden in het Paradijs. Fresco, begin 4de eeuw. Rome, Catacomben van Callixtus.
    Orante (= biddende vrouw) met opgeheven handen, symbool van de menselijke ziel, die rust heeft
    gevonden in het Paradijs. Fresco, begin 4de eeuw. Rome, Catacomben van Callixtus.

  3. De deuren van de christelijke armenzorg stond niet voor iedereen wagenwijd open. Er waren een paar beperkende beginselen (waarop vanaf de 2de en 3de eeuw werd voortgebouwd): elke gedoopte moest in eerste instantie zélf zorgen voor de noden van zijn/haar huisgenoten, familieleden en verwanten; een arme moest zélf eerst trachten in zijn levensonderhoud te voorzien door bijv. te werken of te bedelen. Enkel wanneer iemand lichamelijk niet in staat was om te werken én niet kon rekenen op de steun van familie of verwanten, mochten de bisschoppen, priesters, diakens en diaconessen hem/haar ter hulp komen.

    De caritatieve zorg ging vooral uit naar weduwen en wezen (van martelaren), bejaarden, (het loskopen van) gevangenen, (de verbetering van het lot van) slaven en (de verzorging van) besmettelijke zieken. Er werd daarbij géén onderscheid gemaakt naar sociale rang, geslacht, geloofsopvatting, leeftijd e.d.

© Copyright 2007- . Alle rechten voorbehouden. Contact: E-mail