De Zusters van O.L.V.-ten-Bunderen (vanaf omstreeks het jaar 1269)
Moorslede 1269-1578
Frankrijk 1578-1587
Ieper 1587-1785
Moorslede 1785-2004
Zonnebeke 2004 -
varia

   Zoek op deze site met FreeFind

 

beluister ClassicNL tijdens het surfen, 128 K stereo

Rome - de opvang van Vlaamse pelgrims


pelgrims gastvrij ontvangen aan tafel in een gasthuis. Lerida, fresco, 13de eeuw

Tijdens de Middeleeuwen hadden de vele pelgrims in Rome behoefte aan oorden voor eten en drinken en voor overnachting. De pelgrims konden terecht in de vele kloosters in en rond de stad. Maar wegens het grote aantal drong een meer georganiseerde opvang en verzorging zich op. Al vanaf het einde van de 6de eeuw werden, vooral in de omgeving van de St.-Pietersbasiliek, herbergen geopend en gasthuizen ("xenodochia") ingericht, waar arme pelgrims uit Vlaanderen en elders maximum 3 nachten gratis konden logeren.

In de 9de eeuw was er bij de St.-Pieter een heel complex van kloosters, kerken, gasthuizen en kerkhoven, dat onder paus Leo IV (847 tot 855) met een muur werd omgeven, om alle inwoners beschutting te bieden tegen aanvallen van buiten uit. Maar dat pelgrimskwartier werd uiteindelijk te klein, en andere gasthuizen ontstonden in het oude stadsgedeelte, aan de overkant van de Tiber.


Giovanni della Robbia (1525-29). Pistoia, Ospedale del Ceppo, portaalfries.

In de Karolingische periode, tijdens de 8ste eeuw, werden vlakbij de St. Pietersbasiliek 4 eigen opvangcentra, zogeheten "scholae peregrinorum" opgericht, exclusief voorbehouden voor langdurig verblijvende bedevaarders van een bepaalde nationaliteit. Die "scholae" waren géén grote centrale gebouwen, maar waren eigenlijk gespreid over een aantal panden binnen een bepaalde wijk. Ze werden geleid door eigen clerici en religieuzen en omvatten, naast een kerk, ook een gasthuis, een hospitaal voor zieken, een school, een kerkhof enz. Ze groeiden naderhand zelfs uit tot kleine kolonies van pelgrims, waarvan sommigen er de rest van hun leven bleven wonen en er werden begraven.

de "schola Frisiorum"


de Friezenkerk (nu: Chiesa dei Ss. Michele e Magno) van de "schola Frisiorum" op de Janiculusheuvel

Zo was er de "schola Saxonum" voor de Engelsen, de schola Longobardorum voor de Italianen, de schola Francorum voor de Franken (die waarschijnlijk in 757 werd opgericht door de H. Fulrade, abt van de abdij St. Denis bij Parijs). Tenslotte was er een "schola Frisiorum", "eene peregrinencolonie" voor de bewoners van de Lage Landen, die zeker al bestond in 799. In de vroege middeleeuwen stond het gebied van de (Germaanse) Lage Landen bekend als "Frisia". Het woord was afgeleid van de Germaanse bewoners van "Frisia", die door de Romeinen "Fresones" of "Frisii" werd genoemd. In 1141 werd een nieuwe romaanse Frienzenkerk, met de aartsengel Micchael als schutspatroon, gebouwd tegen de Janiculus-heuvel, die grenst vlak aan het Sint-Pietersplein. De kerk veranderde vooral in de 18de en 19de eeuw ingrijpend van uitzicht. Enkel de originele klokketoren bleef bewaard. De huidige kerk heet nu Chiesa dei Santi Michele e Magno.

St.-Juliaan-der-Vlamingen


voorgevel van de kerk St.-Juliaan-der-Vlamingen in Rome

In de Middeleeuwen bestond er in Rome ook voor de pelgrims uit het toenmalig graafschap Vlaanderen een gasthuis ("Hospitium") St.-Juliaan, met bijhorende kapel. De preciese oorsprong van de stichting St.-Juliaan is niet met zekerheid bekend, maar volgens de overlevering zou ze zijn opgericht in 1094, toen graaf Robert II van Vlaanderen, onderweg naar het Heilig Land voor de 1ste Kruistocht, het gasthuis overlaadde met rijke schenkingen en een vast inkomen verschafte.

De kleine maar fraaie kerk St.-Juliaan-der-Vlamingen (S. Giuliano dei Fiamminghi) bestaat nog steeds, in het hart van de oude stad, in de Tiberbocht, aan de Via del Sudario nr. 40. Deze ligging lijkt eerder te wijzen op een ontstaan in de latere Middeleeuwen, omdat de oudste pelgrimsstichtingen van dit type ("Schola", "Hospitium"), zoals die van de Frienzen, in de onmiddelljike buurt van de Sint-Pieter liggen.


Robrecht II, graaf van Vlaanderen (1093 - 1111) en stichter
genoemd van St.-Juliaan. (Henri Decaisne, 1840)

Het eerste schiftelijk bewaard gebleven document omtrent St.-Juliaan dateert pas uit 1444. Het gaat om de (in het Nederlands geschreven) statuten van het hernieuwde hospitaal, die - in copie - bewaard bleven in het inschrijvingsregister van 1574 van de Broederschap van St.-Juliaan, waarvan keizer Karel V, volgens de overlevering, tijdens zijn bezoek aan Rome in 1536 lid werd.

Vanaf 1624 tot 1790 werd nauwkeurig een register bijgehouden van behoeftige pelgrims, die ondersteuning ontvingen. Dat geeft ons een idee van de belangrijke stroom bedevaarders uit de Zuidelijke nederlanden naar de Eeuwige Stad. Uit die archiefstukken blijkt dat er in die periode 21.213 bedevaartgangers hebben verbleven. Dat waren niet uitsluitend inwoners van het graafschap Vlaanderen, maar ook uit o.m. Artesië, Namen, Henegouwen, Kamerijk en Doornik.


St.-Juliaan, bekeerde Romeinse edelman en 1ste bisschop
van Le Mans. Schutspatroon van de hospitalen. Houten beeld
van Jodocus Haerts, 17de eeuw

De stichting San Giuliano was niet enkel een centrum voor materiële steun aan behoeftige pelgrims. Van de 15de tot de 17de eeuw, in de Renaissance-periode, had Rome een grote culturele en wetenschappeliike uitstraling in de rest van Europa. Kunstenaars (schilders, beeldhouwers, musici), ambachtslieden (schoenmakers, timmerlui, edelsmeden, glazeniers, kleermakers), geleerden en kooplui uit Vlaanderen kwamen er zich vestigen. De kleine kerk van St.-Juliaan fungeerde als een ontmoetingsplaats voor deze in Rome levende Vlamingen, die er hun 2de vaderland vonden. Rijke Vlamingen in Rome waren lid van de Broederschap van Sint-Juliaan.


Allegorie van Vlaanderen. Plafond-fresco van William Kent (1717)

De zetel van de stichting St.-Juliaan-der-Vlamingen werd in 1681-1682 grondig verbouwd en kreeg grotendeels zijn huidige aanblik. Het kerkinterieur kreeg zijn octogonale ovaalvorm in het begin van de 18de eeuw. De meeste kunstwerken die nu nog in de kerk te zien zijn, dateren uit die periode. Op het plafond prijkt een allegorische voorstelling met het graafschap Vlaanderen (FLANDRA, links boven), de steden Brugge en het Brugse Vrije (BRVGAE, rechts boven), Gent (GNDARVM, links onder) en Ieper (HYPRAE, rechts onder), en in het midden een medaillon-fresco (de apotheose van St.-Juliaan) uit 1717 door de Engelsman William Kent, later bekend als hofarchitect van de Engelse koning. De schilden van de "vier leden van Vlaanderen" sieren ook de voorgevel van de kerk onder het opschrift: "ECCLESIA S. GIULIANI HOSPITALIS FLANDRIAE. In 1743 schilderde de Brusselaar Maximiliaan Dhaese het doek boven één van de zijaltaren, voorstellend de apostelen Petrus en Paulus.


Herdenkingsplaat bij de ingang van St.-Juliaan-der-Vlamingen

De oude organisatie van St.-Juliaan verdween tijdens de Franse Revolutie, tussen 1798 en 1814. De kerk kwam daarna officiëel in handen van het Koninkrijk der Nederlanden. Enige tijd na de onafhankelijkheid van België, in 1844, werd de pelgrimsstichting St.-Juliaan-der-Vlamingen omgevormd tot de nationale kerk van de Belgen in Rome, en draagt sindsdien de officiële naam "Koninklijke Belgische Kerk en Stichting Sint-Juliaan-der-Vlamingen". Het doel van de stichting blijft, zoals in de oude statuten, het beschikbaar zijn voor bedevaarders of landgenoten die Rome bezoeken of er verblijven.

het gasthuis "Santa Maria dell'Anima"


voorgevel van de "Santa Maria dell'Anima", daterend uit het begin van de 16de eeuw

Pelgrims uit Zuid-Nederlandse gewesten konden in de late Middeleeuwen ook terecht in een gasthuis voor mannen en vrouwen (aanvankelijk 3 aanpalende huizen, gekocht door een koopmansechtpaar uit Dordrecht en ingericht tot hospitaal) van de kerk "Santa Maria dell'Anima". Het werd gesticht in de 14de eeuw in het hart van de oude stad (net iets ten westen van de huidige Piazza Navona) voor de opvang van pelgrims uit de noordelijke streken, die tijdens het H. Jaar 1350 naar Rome zouden komen. Het gasthuis richtte zich vanaf de 15de eeuw tot de inwoners van het hele Heilige Roomse Rijk, die Rome bezochten, waarbij een bijzondere nadruk viel op Duitsland, en slechts in tweede instantie op de Lage Landen. In 1431 werd uit de kapel van deze stichting een nieuwe gotische kerk gebouwd, die tussen 1499 en 1522 werd vervangen door de huidige typisch noordelijke hallenkerk, met een klokkentoren die door Bramante zou zijn ontworpen.


Plafond van de Barbarakapel met 16de eeuwse fresco's van de vlaming Michiel Coxie

In de 16e en het begin van de 17e eeuw speelde de kerk een belangrijke rol voor de Noord- en Zuid-Nederlandse kolonie in Rome. Verscheidene kapellen werden ingericht door personen uit de Nederlanden. Zoals men kan zien op de vele grafstenen en gedenkplaten werde vele mensen uit onze streken er begraven en er was tot 1577 zelfs een aparte Broederschap voor het hertogdom Brabant, die haar zetel had in de Barbarakapel. Deze kapel werd gedecoreerd met fresco's van de Mechelaar Michiel Coxcie (1499-1592). Een kapel, toegewijd aan St.-Lambertus, de patroon van het bisdom Luik, werd beschilderd door Jan Miel uit Beveren-Waas (1599-1669). Het belangrijkste grafmunument in de kerk is ongetwijfeld dat van de (enige) Nederlandse paus Adrianus VI (pontificaat van 1522 tot 1523) in het hoogkoor.


Graftombe van Adrianus VI, tot nu toe de enige uit de Nederlanden afkomstige paus.
Hij studeerde in Leuven en was er hoogleraar én pastoor van het Groot Begijnhof.

Vanaf het midden van de 17e eeuw verdwenen de Nederlanden geleidelijk uit de instelling. In de 19e eeuw werd de kerk een Duitse stichting (en is nu de nationale parochiekerk van Duitsland en Oostenrijk). De Vlaamse bedevaarders zochten hun toevlucht tot St.-Juliaan. De Nederlanders bleven nog decennia lang aanspraak maken op de Santa Maria dell'Anima, tot ze - na vele aanslepende discussies en conflicten - vanaf 1992 konden beschikken over de oude Friezenkerk, vlakbij de St.-Pietersbalisiek, die nu de eigen nationale kerk van Nederland is.

Campo Santo dei Teutonici e dei Fiamminghi


De Campo Santo dei Teutonici e dei Fiamminghi, gezien vanop de St. Pieterskoepel.

De Vlaamse pelgrims, die op bedevaart gingen naar Rome, vonden vanaf de 8ste eeuw tot halfweg de 14de eeuw een onderkomen in de "Schola Francorum", een kolonie voor pelgrims van ten noorden van de Alpen. Deze kolonie, gelegen aan de zuidkant van de St. Pietersbasiliek, was waarschijnlijk in 757 gesticht door de H. Fulrade, abt van de abdij St. Denis bij Parijs. Na een vervalperiode werd in 1440, op de plaats van het vroegere Franken-gasthuis een kleine Mariakapel opgetrokken.


St. Fulrade, stichter van de "Schola Francorum" in Rome. Lièpvre (Fr.).

In 1454 richtten een aantal Duitsers de "Broederschap van de Moeder Gods della Pietà" op, waarvan enkel inwoners van het H. Roomse Rijk (inclusief Vlaanderen, dat deel uitmaakte van het grondgebied) lid konden worden. Deze werden na hun dood begraven op het kerkhof, dat nu nog steeds bestaat onder de naam "Campo Santo dei Teutonici e dei Fiamminghi". In 1501 werd de Mariakapel afgebroken en vervangen door de huidige kerk "Santa Maria della Pietà"". De begraafplaats Campo Santo, een groene oase van rust, is nu volledig omringd door de Vaticaanse muren, is een van de extra-territoriale bezittingen van Vaticaanstad op Italiaans grondgebied, zoals vastgelegd in het Verdrag van Lateranen (1926).

© Willem Wylin - Copyright 2007- . Alle rechten voorbehouden. Contact: E-mail