De Zusters van O.L.V.-ten-Bunderen (vanaf omstreeks het jaar 1269)
Moorslede 1269-1578
Frankrijk 1578-1587
Ieper 1587-1785
Moorslede 1785-2004
Zonnebeke 2004 -
varia

   Zoek op deze site met FreeFind

 

beluister ClassicNL tijdens het surfen, 128 K stereo

Compostela - invloeden van de pelgrimages


ingangsportaal van de pelgrimskerk in Vézelay, een van de hoogtepunten van de romaanse kunst

In de Middeleeuwen werden de bedevaartswegen niet enkel gebruikt door pelgrims. Op die wegen kwam men ook alle soorten van reizigers tegen zoals rondreizende ambachtslui (metsers, timmerlui, steenkappers, enz.), kunstenaars (architecten, beeldhouwers, schilders, e.d.), muzikanten (minstrelen, troubadours, straatzangers, jongleurs), vorsten, diplomaten, clerici, monniken, kruisvaarders, soldaten, kooplieden, handelaars, marskramers, boden, gezanten en koeriers tegen.


middeleeuwse reiswagen. Miniatuur, 14de eeuw.

De pelgrimsroutes waren belangrijke communicatiekanalen, die zorgden voor een snelle en verrijkende uitwisseling en verspreiding van allerlei soorten van kennis en vaardigheden, ideeën, gedachtenstromingen, kunstvormen, artistieke scheppingen en mondeling berichtgeving. Het relatief dichte netwerk van drukke reiswegen had dus een verrijkende invloed op het kerkelijk leven, het volksgeloof, het intellectueel gedachtegoed, de cultuur, de beeldende kunsten, de literatuur, de muziek, de economie, de handel. De heiligdommen, kerken, abdijen, gasthuizen, herbergen, enz. waren knooppunten bij uitstek voor die dynamische "kruisbestuiving" op de wegen naar de bedevaartsoorden, vooral richting Santiago de Compostela.


schaalmodel van de nagenoeg helemaal verwoeste romaanse abdij van Cluny

De machtige benedictijnerabdij van Cluny (Bourgondië) speelde vanaf de 11de eeuw een toonaangevende rol in de hervorming en heropleving van de Kerk en het monastieke leven, in de verspreiding van het spiritueel-cultureel-artistiek gedachtegoed in het algemeen, en van de pelgrimstochten naar Compostela in het bijzonder. De abdij van Cluny stond immers aan het hoofd van een eigen netwerk van honderden dochterabdijen, verspreid over héél christelijk West-Europa, vaak gelegen langs de grote bedevaartswegen. Talrijke andere orden droegen ook hun steentje bij zoals die van de Cisterciensers, de Augustijnen, de Premonstatenzers (Norbertijnen) en de bedelorden van de Franciscanen en Dominicanen.

de romaanse beeldende kunsten


liggende Eva. Fragment van het verdwenen romaanse noordportaal van de kerk St.-Lazare in Autun.
(Autun, Musée Rolin 12de eeuw. )

De bijdrage van de bedevaarten en pelgrimswegen tot de Westerse beschaving komt het meest zichtbaar tot uiting in de beeldende kunsten (bouwkunst, beeldhouwkunst, schilderkunst, edelsmeedkunst). Volgens de Franse kunsthistoricus E. Mâle werd de groei en verspreiding van de romaanse kunststroming en haar iconografische thema's vanaf de 11de eeuw ten zeerste bevorderd door de circulatie van pelgrims en door rondreizende ambachtlieden (metsers, steenkappers, timmerlui, enz.) en kunstenaars (architecten, beeldhouwers, schilders, edelmeden, ivoorsnijders, glazeniers, e.d.), die van de ene bouwwerf naar de andere trokken om er hun diensten aan te bieden, of aangetrokken werden door plaatselijke wereldlijke en kerkelijke mecenassen.

  • de architectuur


    ambachtslui op een middeleeuwse bouwwerf. Miniatuur. 14de eeuw.

    Het is onbetwistbaar dat de bedevaarten naar Compostela sterk hebben bijgedragen tot een betere en snellere verspreiding van de nieuwe bouwkundige technieken en -vormen in héél westelijk Europa. In 1047 schreef Raoul Galber, een monnik van de abdij van Cluny, dat er in die dagen langs de drukke reis- en pelgrimswegen een overweldigend aantal nieuwe heiligdommen werd opgetrokken (in romaanse stijl), "alsof de wereld zich oprichtte, de ouderdom afwierp, en zich bedekte met een wit kleed van kerken".


    romaans kerkje (11de eeuw) van Xhignesse bij Hamoir

    De romaanse bouwkunst van Frankrijk liet diepe sporen na in die van noordelijk Spanje, met name van de abdijen, kathedralen, kerken en kapellen langs de "Camino", de St. Jacobspelgrimsweg die leidde naar Santiago de Compostela. Maar het was zeker géén eenrichtingsverkeer van noord naar zuid: ook typisch Spaanse Mozarabische architectonische elementen werden noordwaarts geëxporteerd.


    schip van de 11de-eeuwse romaanse abdijkerk van St. Savin-sur-Gartempe

    Tussen 1050 en 1150 werden langs de grote bedevaartsroutes in Frankrijk en Spanje zelfs speciale zogeheten "pelgrimskerken" gebouwd. Het ging om St.-Martin in Tours en St.-Martial in Limoges (die allebei tijdens de Franse Revolutie aan het einde van de 18de eeuw werden afgebroken) en en om 3 kerken die vandaag nog bestaan, Saint-Sernin in Toulouse, Sainte-Foye in Conques en de kathedraal van Santiago de Compostela. Deze kerken vertoonden een aantal specifieke kenmerken om tegemoet te komen aan de spirituele en fysieke behoeften van de pelgrims.


    grondplan van de kathedraal van Compostela, een pelgrimskerk

    Het koor was omgeven door een brede omgang ("deambulatorium") met verscheidene straal- of kranskapellen (waarin ook relieken of beelden werden vereerd) om de circulatie rond het stoffelijk overschot van de heilige te vergemakkelijken. De talrijke pelgrims konden zo heel dicht bij het stoffelijk overschot van de heilige komen, zonder de eredienst te verstoren. Het werd ook mogelijk processies in de kerk te houden. Boven de zijbeuken van het schip en de kruisbeuk waren er galerijen, waar pelgrims de nacht konden doorbrengen en vanwaaruit ze de liturgische plechtigheden in het koor konden volgen

  • de beeldhouwkunst


    de profeet Jeremias. 1110. Ingangsportaal van de romaanse abdijkerk van Moissac

    Langs de bedevaartsroutes werden ook beeldhouwkundige vernieuwingen uitgewisseld. Romaanse kerken en kathedralen hadden rijk gesculpteerde portalen, tympanen en kapitelen. In een samenleving waarin slechts weinigen konden lezen en schrijven waren taferelen uit het leven van Jezus of heiligen, de afbeelding van het Laatste Oordeel, enz. van vitaal belang en werden daarom de "biblia pauperum" (Latijn voor boek der armen") genoemd.

  • de schilderkunst


    Sedes Sapientiae. Tahull (Spanje, Catalonië)
    San Clemente kerk, apsisgewelf (ca.1123)

    Dankzij de pelgrimswegen en de pelgrims kreeg ook de monumentale schilderkunst een ruime verspreiding. De binnenmuren van veel kerken in de romaanse tijd waren wit bepleisterd en versierd met fresco's. Die muurschilderingen dienden niet enkel als kleurige opsmuk van Gods Huis maar hadden, net zoals het beeldhouwwerk, een didactisch-catechetische functie, nl. een soort van visuele catechismus van het geloof en van de bijbel voor de arme meestal ongeletterde gelovigen.

  • de edelsmeedkunst


    reliekhouder van de vermoorde H. Thomas Becket van Canterbury. Limoges, 1180.

    De middeleeuwse bedevaarten draaiden rond de verering van relikwieën (= lichaamsresten, kleren of gebruiksvoorwerpen van bijbelse figuren en heiligen) in cultusplaatsen. Men bewaarde de relieken meestal in fraaie schrijnen, die werden uitgestald in kerken, kapellen en kloosters. Die reliekhouders waren vaak houten kisten, beslagen met goud en/of verguld zilver, bezet met edelstenen en gedecoreerd met schilderijen. Ze vertoonde dezelfde iconografische thema's als de beeld- en houtsculptuur, de schilderijen en de glasramen. Reliekschrijnen vormden voor elk heiligdom een stattussymbool. Het waren topstukken van edelsmeedkunst en vervaardigd door gerenommeerde kunstenaars. Kleinere relieken werden soms opgeborgen in een doos, bezet met ivoorsnijwerk.

de letterkunde


handschrift van het heldenepos "Chanson de Roland". 1125. Parijs, BN

De pelgrimages oefenden eveneens invloed uit op de diverse uitingsvormen van literatuur, zoals mirakelverhalen, heiligenlevens, legenden, heldendichten, reisverhalen en -gidsen en poëzie. Wat Santiago de Compostela betreft is er het monumentale "Boek van Sint-Jakobus" ("Liber Sancti Jacobi"), samengesteld omstreeks 1140, onbetwistbaar de belangrijkste literaire bron van de Jakobus-cultus. Het oudste handschrift - ook vaak de "Codex Calixtinus" genoemd, naar de inleidende brief die volgens de overlevering ten onrechte aan paus Calixtus II wordt toegeschreven - wordt bewaard in de bibliotheek van het kapittel van de kathedraal van Compostela.

  • wonderverhalen

    Het 2de deel van het fameuze "Boek van Sint-Jakobus" ("Liber Sancti Jacobi" of "Codex Calixtinus" genoemd), samengesteld omstreeks 1140 en bewaard in de bibliotheek van het kapittel van de kathedraal van Compostela, is een verzameling van 22 mirakelen die aan St. Jakob worden toegeschreven.

  • legenden


    miniatuur uit de 12de eeuwse "Kroniek van de Pseudo-Turpijn"

    In het "Boek van Sint-Jakobus" omvat het 3de deel de legende van de overbrenging van Jakobus' lichaam vanuit Palestina naar Spanje. Het 4de deel, de zogeheten "Kroniek van de Pseudo-Turpijn", is een legende waarin Karel de Grote (742-814) wordt voorgesteld als de stichter en grote beschermer van Compostela, door zijn succesvolle krijgsverrichtingen in Spanje tegen de heidense Moorse overheersers. Karel de Grote werd in de legende verbonden met de heilige "Morendoder Jacobus in het kader van de "Reconquista", de christelijke herovering van het door de Saracenen bezette Iberisch schierleiland.

    Daarrond werden enkele fascinerende epische legenden geweven. De populairste was zonder twijfel die over de tragische heldendood van de onfortuinlijke ridder Roeland. Toen Karel de Grote zich in 778 met zijn Frankisch leger uit Spanje terugtrok sneuvelde zijn hele achterhoede, aangevoerd door zijn neef en trouwe vazal Roeland, in het dal van Roncevaux (het huidige Roncesvalles), in de Pyreneeën.


    miniatuur uit "Spiegel Historiael". Jacob van Maerlant, 1325. Brussel, Kon. Bibl.

    Door deze dramatische gebeurtenis verwierf Roeland blijvende faam en werd hij een onuitputtelijke inspiratiebron voor een stroom van ridderromans, heldendichten en liederen ("chansons de geste"), die samenvloeiden in het zeer populaire Roelandslied ("Chanson de Roland"). Van het Roeland-epos deden in westelijk Europa allerlei versies en vertalingen de ronde, o.m. in de beroemde "Legenda Aurea" (omstreeks 1260) van Jacobus de Voragine, en in de Vlaamse historische kroniek "Spiegel Historiael" (1285-1316) van Jacob van Maerlant uit Damme en de Brabantse pastoor Lodewijk van Velthem.

  • reisgidsen en -verhalen (beschrijvingen verslagen)

    In de late Middeleeuwen bestond er een vrij uitgebreide literatuur over bedevaarten naar Santiago de Compostela. De auteurs ervan waren geletterde clerici, monniken en reizigers uit de hogere sociale klassen de auteurs. De pelgrims die konden lezen en schrijven maakten daar dankbaar gebruik van. De meeste bewaard gebleven exemplaren dateren uit de 16de eeuw. Daarbij kan met een onderscheid maken tussen:


      voorpagina van de 12de eeuwse "Gids voor de St. Jakobspelgrim"

    1. Reisgidsen (zogeheten "itineraria") voor pelgrims, met nuttige geografische aanwijzingen, allerlei nuttige inlichtingen en gedetailleerde beschrijvingen van pelgrimsoorden en heiligdommen onderweg.

      De beroemdste middeleeuwse reisgids is ongetwijfeld de "Gids voor de pelgrim van St.-Jakobus", het 5de deel van het 12de eeuwse "Boek van Sint-Jakobus". De Gids is waarschijnlijk van de hand van Aimery Picaud, een priester uit het Franse Parthenay-le-Vieux (Poitou). De 11 hoofdstukken bevatten interessante inlichtingen over de bedevaart in het algemeen, voorts een levendige en gedetailleerde beschrijving van de verscheidene wegen naar Compostela, van de heiligdommen onderweg en van Santiago de Compostela zélf en tenslotte allerlei praktische raadgevingen zoals het eten en drinken en de uitgaven onderweg, de gevaren en lasten van de reis, e.d.

      een pagina uit de Itinerarium Brugense. Gent, Rijksuniversiteit Bibliotheek, ms. nr 13.
      een pagina uit de "Itinerarium Brugense".
      Gent, Rijksuniversiteit Bibliotheek, ms. nr 13

      De bekendste Vlaamse routebeschrijving is de zogeheten "Brugse Wegwijzer" ("Itinerarium Brugense"), samengesteld omstreeks 1380 en bewaard in de bibliotheek van de RU-Gent. Deze wegwijzer is bestemd voor alle weggebruikers (handelslui, reizigers, pelgrims). Eigenlijk is het een praktisch repertorium van de reisroutes (met hun etappes en afstanden in mijlen) vanuit Brugge, de "navel van de wereld", naar 29 belangrijke commerciële en religieuze bestemmingen van de toen bekende wereld, o.m. Parijs, Rome, Venetië, Jeruzalem, Constantinopel, Compostela, Le Puy, Avignon en Rocamadour.


      het Hulthemse handschrift (1410). Brussel, Kon. Bibl.

      Verder is er het "Hulthemse handschrift" (geschreven rond 1410 en bewaard in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel) dat een een lijst bevat van plaatsnamen op het traject Parijs-Compostela.


      Gids van de St.-Jakobsbroederschap van Senlis (Fr.) voor de pelgrims naar Compostela (1690).
      Senlis, Musée d'Art et d'Archéologie.

      Er waren tenslotte de reisboekjes van bepaalde broederschappen, bijv. van de St. Jacobsbroederschap in het Franse Senlis.

de muziek


12de-eeuws romaans kapiteel. Cluny, koor van vroegere abdijkerk

De pelgrimstochten naar Santiago de Compostela beïnvloedden niet enkel de architectuur, de beeldhouwunst, de schilderkunst en de literatuur. Ze vormden ook een rijke bron van sacrale en "profane" muziek, m.n. van liturgische gezangen en volksliederen.


    muziekpartituur uit het 1ste deel van het "Boek van Sint-Jakobus"

  • liturgische muziek. Het 1ste deel van het "Boek van Sint-Jakobus" is een bloemlezing van 12de-eeuwse gregoriaanse mis-gezangen, nachtgetijden, hymnen, responsoria en bedevaartsliederen die in de kathedraal van Compostela werden gezongen ter ere van de heilige apostel Jakobus. Van uitzonderlijke waarde voor de muziekgeschiedenis zijn een 20 tal polyfone liturgische liederen in bijlage, o.m. het oudst bekende middeleeuws driestemmig lied "Congaudeant catholici", gecomponeerd door een zekere magister Albertus Parisiensis, verbonden aan de Parijse Notre-Dame. Andere polyfone gezangen waren composities van toondichters uit Troyes, Vézelay, Nevers en Bourges.

    oud Frans pelgrimslied

  • Pelgrimsliederen. Onderweg wisselden de pelgrims in groep hun gebeden spontaan af met gezangen. Pelgrimsliederen (zowel godvruchtige als profane) werden ofwel door alle groepsleden meegezongen, ofwel enkel het refrein ervan en de strofen door de man/vrouw met de beste stem en geheugen. Zingen was een van de middelen om de monotonie van een dag lang wandelen te doorbreken. Al zingend gaven de pelgrims spontaan uiting aan hun gevoelens van godsvrucht, vreugde, entoesiasme, enz. We mogen veronderstellen dat er een "muzikale kruisbestuiving" plaats vond tussen enerzijds de lokale bewoners, die belangstelling toonden voor de pelgrimsliederen, en anderzijds de bedevaarders, die gezangen en melodieën opstaken van de bewoners langs de bedevaartsroutes. Jammer genoeg zijn de meeste van deze pelgrimsliederen verloren gegaan.


    muzikanten. Compostela, romaans timpaan boven het ingangsportaal

    Om de bedevaarders tijdens de lange nachtwaken te verstrooien waren er in de kathedraal van Compostela religieuze dansen en gezangen en werden instrumenten bespeeld. "Met vreugde en bewondering aanhoren we de bedevaartkoren, aan de voet van het St.-Jacobsaltaar. De waakzame Teutonen hier, de Franken daar, de Italianen ginds. Ze vormen groepjes, houden brandende kaarsen in de hand, en verlichten de kerk als de zon een op een schitterende dag. Elkeen met zijn landgenoten, neemt afzonderlijk en meesterlijk de wake voor zijn rekening. Sommigen spelen citer, anderen lier, timpaan, fluit, schalmei of trompet, nog anderen harp, vedel, draailier. Weer anderen waken al zingend op citermuziek of onder begeleiding van andere instrumenten, eerbaar en ingetogen zoals het betaamt." (citaat uit "Het Boek van de H. Jakobus")


    twee troubadours. 13de-eeuwse miniatuur

  • heldenzangen ("chansons de geste"). Naast pelgrims en beroepsvertellers trof men langs de middeleeuwse pelgrimswegen ook zingende troubadours, minstrelen en jongleurs aan. Zij konden putten uit het brede repertoire van heldenzangen, de zogeheten "chansons de geste". Het waren verhalende gedichten over al dan niet verzonnen heldendaden uit de tijd van Karel de Grote, diens voorgangers en opvolgers. Hoe deze chansons ten gehore werden gebracht, is niet precies bekend. Welllicht ging het om een uit het hoofd gezongen voordracht met een eenvoudige melodie, die steeds herhaald werd.

de wegeninfrastuctuur


de bekende stenen pelgrimsbrug over de Orga in Puente la Reina

De bedevaarten drukten in de Middeleeuwen mede hun stempel op de Europese (wegen)infrastructuur. De stroom pelgrims vormde een reden tot het aanleggen van nieuwe wegen en stenen bruggen en tot het onderhouden van de bestaande. Er was, zoals nu, nog geen gecentraliseerd wegenbeleid. Maar regionale en laatselijke wereldlijke en kerkelijke overheden moedigden de aanleg en het onderhoud van wegen en bruggen aan. Ze hadden immers alle belang bij de verbetering van de wegeninfrastructuur, omdat deze het handelsverkeer in de betrokken gebieden aanzwengelde, en dus ook de welvaart... én de belastinginkomsten.


de Camino frances, kronkelend in het N.-Spaanse landschap

De christelijke koningen in noordelijk Spanje beschouwden het als hun heilige plicht om de lange "Camino francés" richting Compostela te laten onderhouden. Alfonsus VI, koning van Leon en Castilië (1040-1109), liet alle bruggen tussen Logrono en Compostela herstellen. Dona Major, de vrouw van koning Sanchez III (1000-1035), liet de bekende stenen brug bouwen over de Orga-rivier in Puente la Reina, de startplaats van de Camino.


brug langs de pelgrimsweg in Entraygues (Frankrijk)

Het aanleggen van wegen en bruggen werd door de kerkelijke autoriteiten voorgesteld als een daad van naastenliefde, als een werk van barmhartigheid, vergelijkbaar met het geven van een aalmoes aan de armen. Zélf actief meewerken hieraan, maar ook financiele steun werd door de kerk met aflaten beloond; omdat dit werd beschouwd als goede werken, daad van naastenliefde. De abdij van Cluny en haar talloze dochterkloosters financierden in die geest herstelwerkzaamheden aan de pelgrimswegen naar Compostela. Op sommige plaatsen hielpen kluizenaars mee voor de bouw en verbetering van wegen en bruggen. Zo bouwde Santo Domingo de la Calzada ('Calzada' is het Spaanse woord voor 'verharde of geplaveide weg') in 1044 een brug over de rivier de Oja in 1044, en timmerde letterlijk aan de weg tussen Logrono en Burgos.

de verstedelijking


de bewaard gebleven middeleeuwe stad Carcassonne in Zuid-Frankrijk

De middeleeuwse pelgrimages hebben eveneens de verstedelijking aangewakkerd. Om de bedevaarders op te vangen werden langs de pelgrimsroutes, op relatief korte afstand van elkaar, gasthuizen gebouwd. Kerken, kloosters en kleinere heiligdommen ook. Daarrond konden zich dan kleine woonkernen vormen die in de loop der eeuwen konden uitgroeiden tot heuse dorpen en steden. De Jacobus-cultus trok grote aantallen trans-Pyreneeïsche kolonisten aan die de nieuwe nederzettingen langs de Camino bevolkten. De overheid in Noord-Spanje moedigde deze immigratie zelfs aan.


handelaars in hun winkel. L. Liédet. Miniatuur, 1454. Rouen, Bibl. Mun.

Op die etappe-plaatsen ontwikkelden zich verscheidene economische activiteiten. Hotels, herbergen, winkels met eetwaren, kleermakers, schoenlappers, smeden, enz. kwamen tegemoet aan de noden en behoeften van de pelgrims en andere reizigers.

de handel en industrie


winkelstraat in de stad. Miniatuur, begin 16de eeuw. Parijs, Bibl. de l'Arsenal

Wanneer een heiligdom succesvol was leverde dit financiële en andere voordelen op voor zowel de kerkelijke instellingen die ze beheerden als voor de omringende stedelijke populatie, met name de plaatselijke horeca-sector, het ambachtswezen en de neringdoeners. Zelfs voor de industrie en de internationale handel waren de bedevaarten en de pelgrimswegen belangrijk. Zo werd de lucratieve productie van pelgrimstekens (insignes) in de bedevaartsoorden door de kerkelijke instanties toevertrouwd aan bepaalde gilden of families. En door de aanleg van nieuwe wegen ede verbetering van de bestaande werd de handel bevorderd van goederen, etenswaren, drank, klederen, grondstoffen, enz.

de communicatie


een postiljon op een middeleeuwse miniatuur

Gedurende het grootste gedeelte van de Middeleeuwen bestond er in westelijk Europa niet de veelheid van communicatie-kanalen, die we nu kennen. Er was wel (overwegend mondelinge) uitwisseling en verspreiding van informatie, maar dan ongeorganiseerd, oppervlakkig en toevallig. Zo stonden wereldlijke heersers in contact met elkaar door middel van boden en gezanten.


kloosterbode. Miniatuur, 1466

Tussen de verscheidene stichtingen van éénzelfde kloosterorde, zoals de benedictijnen, de cisterciënzers en de premonstratenzers, werd de correspondentie verzekerd door kloosterboden, dat waren lekenbroeders die perkamenten rollen (= "rotulae") met zich meedroegen. Op die rollen waren allerhande wetenswaardigheden geschreven zoals sterfgevallen, rekeningen, geestelijke instructies, enz. Maar het waren vooral de pelgrims en andere reizigers zoals minstrelen, straatzangers, jongleurs, ambachtslui en kooplieden die nieuws rondvertelden in de steden en dorpen die ze aandeden, vooral dan in de gasthuizen en herbergen.

© Willem Wylin - Copyright 2007- . Alle rechten voorbehouden. Contact: E-mail